Marken

Marken

De marken van Zelhem als bestuursvorm

Er dreigen zich teveel boeren in dit gebied te vestigen om het onverdeelde en onontgonnen land doelmatig te kunnen exploiteren. Voor het weiden van het vee en de plaggenbemesting van hun enken en kampen is veel woeste grond nodig. Daarom wensen de landeigenaren en eigengeërfde boeren een bepaalde organisatie om de zaken in goede banen te leiden en ieders rechten te beschermen. Er moet worden voorkomen dat heide en veen compleet worden afgegraven, omgehakt en afgebrand, en dat het woeste land daardoor tot één groot stuivezand zal worden. Het gebied dat zij met elkaar bewonen en bewerken zetten ze af met marca’s. Dat is het latijnse woord voor grens. Het zijn gemerkte bomen of merkpalen, waaruit het woord ‘mark’ ontstaat. Samen regelen de boeren alle zaken volgens de olde gewoonten die ze witten en waren noemen.

Geërfden, erfgenamen, gewaarden of markgenoten geheten, zijn de eigenaars van hoeven.

Bouwlieden zijn de pachters van die hoeven.

 

Hoewel er aanwijzingen zijn dat er al marken bestonden rond 800, de tijd van Karel de Grote en Ludger, wordt aangenomen dat ze zich hier eerst tegen het einde van de hofhorigheid aan adel of clerus in de 12e eeuw verder ontwikkelden.

In het Zelhemse gebied zijn het de:

Zelhemmer-Hattemermarke, Dunsborger-Hattemermarke, Halsemark, Obbink en Essinkmark en het Heerenveen- of Wolfersveen.

Tussen 1795 en 1818 verandert er door de Franse invloed veel in de Nederlandse bestuursvormen en de marken hebben hun langste tijd gehad. Vanaf 1809 zijn er van staatswege maatregelen de ontbinding te bevorderen en dat neemt soms vele jaren in beslag.