Wat u hier ziet is een beddekaste, dit, omdat er deuren voor zitten.
Een bedstee werd gesloten met gordijnen.
U ziet dat het bed vrij kort is, maar vroeger sliepen de mensen meer zittend. Men was bang om te gaan liggen, omdat men dan dood zou gaan.
Het bed waarop geslapen werd was een overtrek, gevuld met stro en later ook wel met veren of kapok.
Bij de grote voorjaarsschoonmaak werd het stro vernieuwd.
Onder het hoofdkussen lag vaak een peluw, nl. een kussen wat aan één kant dun was en aan de andere kant dik. Hierdoor werd de zittende houding nog versterkt.
In de achterwand ziet u een raampje. Hierdoor kon de boer op de deel kijken, om te zien of alles met het vee in orde was.
Op de beddeplanken, boven het bed, ziet u o.a. een lampetstel, kruiken, po’s en een nachtlampje.
De ruimte onder het bed werd meestal gebruikt als opbergruimte en bij grote gezinnen werd hier ook wel de jongste telg in een kribje ondergeschoven.
Vandaar de uitdrukking het ondergeschoven kindje.